KASTEEL OUD-HAERLEM

Het Kasteel Oud- Haerlem moet worden gezocht in de gemeente Heemskerk. Het ligt ongeveer 1200 meter ten zuid-oosten van Heemskerk en 400 meter van het latere Kasteel Assumburg.

Het bestond naar alle waarschijnlijkheid al in de 12e eeuw en het behoorde met het Kasteel van Baniaert tot de alleroudste kastelen van Kennemerland.Het moet een schakel geweest zijn in het Hollandse verdedigingsstelsel tegen de West-Friezen

Reeds in een akte van 10 maart 1250, waarbij Simon van Haerlem zijn zwager Wouter van Egmond beleent, met goed onder Heemskerk spreekt hij van "mijnen ouders, die van de hofstede van Haerlem waren.De belening betrof naar alle waarschijnlijkheid de goederen van het slot Meerestein.

Simon was 'n belangrijk man. Dat blijkt uit de vele leningen die bij uit kon geven. In het jaar 1249 had hij zijn woning aan het Zand te Haarlem afgestaan aan de stichting van een Carmelietenklooster, waar bij in 1280 zijn laatste rustplaats vóór het altaar heeft gevonden. In 1266 heeft hij als blajoenvan Kennemerland gefungeerd deze Simon, die één van ’s s gravens voornaamste edelen is geweest in Kennemer-land. Niet alleen was hij slotheer van de burcht Haerlem, maar ook nog eens de leenheer van de huizen Assumburg en Meerestein en de bouwheer van het kasteel Kronenburg bij Castricum. Uiteraard was hij de trotse bezitter van de ambachtsheerlijksheden Heemskerk en Castricum.Na zijn dood is hij in deze leengoederen opgevolgd door zijn zoon Willem van Haerlem en de ze in 1318 weer door zijn zoon Jan van Bergen, die toen baljuwvan Kennemerland was. Daar Jan van Bergen bij zijn overlijden in 1321 geen mannelijke nakomelingen had zijn de lenen en dus ook het, slot Haerlem weer in het bezit van de graaf te ruggekeerd. Graaf Willem heeft daarop in 1327 het huis en de schoutambachten van Heemskerk Castricum verkocht aan Jan van Polanen en zo zijn de Polanens, veelal genoemd de heren Van der Lecke in het erfelijk bezit van het huis Haerlem en de beide ambachtsheerlijkheden gekomen. Maar van het kasteel schijnen zij niet lang het genot te hebben gehad. Ver moedelijk is het reeds in het midden van de 14e eeuw verwoest en daarna, zo schijnt het althans, nooit meer opgetrokken.In de lijst der lenen, welke Jan van Polanen in 1379 had nagelaten wordt het kasteel reeds als "neergeworpen" vermeld. De akte spreekt van "de hofstad, daer dat huis op placht te staen". Het geslacht van Haerlem was in middels waarschijnlijk uitgestorven.

In de Hoekse en Kabeljauwsetwisten hing Polanen, aldus mr. H. J. Scholtens in diens boekwerk "uit het verleden van Midden-Kennemerland" dit in tegenstelling met Heemskerck, de partij van de eerstgenoemden aan. In 1358 moest aan de aanmatigingen van de burcht Heemskerk paal en perk worden gesteld. Op last van Hertog Albrecht sloegen Dirk van Polanen en Floris van Adrichem het beleg om het Kabeljauwse bolwerk, dat in het volgende jaar tot overgave werd gedwongen.Uiteindelijk zijn de rechten op Jonkheer Nicolaas van Assendelft overgegaan, waardoor de heren van Assendelft ook zijn opgetreden als heren van Haerlem en als ambachtsheren van Heemskerk en Castricum.

In een akte van-1551 werd het leengoed onder Heemskerk nog beschreven als volgt: "de hofstede van Haerlem, daar dat slot op gestaan heeft, gelegen tot Eemskerk, met dat opperhof en nederlof, met dubbele graften, met cingels en daar binnen met hoge, lage en middelbare jurisdictie, met manschappen en collatie van vijf beneficiën, wordende deselve hofstede, aldaar gesteld bij de goederen alle te samen een onverdeeld erfleen, die gehouden worden van den Prince van Oranje als heer van de Lecq".

De in 1575 overleden Hadrianus Junius verhaalt dat in zijn tijd omtrent het voormalig slot Haerlem de volgende legende was overgeleverd. Toen het eens omsingeld werd en de bezetting genoodzaakt was zich over te geven zou de slotvrouwen van de belegeraars de gunsthebben verkregen dat zij het dierbaarste wat zij had met zich mee mocht dragen. Zij zou daarop het kasteel hebben verlaten met haar echtgenoot op haar armen.

Hadrianus die de bouwval herhaaldelijk heeft bezocht heeft het verhaal blijkbaar uit de mond van één der omwonenden opgetekend, want hij noemt geen bron en ook niet de naam van de slotvrouwe. De bezitters van het goed met de ruine hebben zich nog geruime tijd vrijheren dan wel baronnen van Haerlem genoemd, maar in 1649 hebben zij van de Staten van Holland een aanschrijving ontvangen waarin werd meegedeeld dat dit niet langer wenselijk werd geacht. Zij moesten zich vrijheren van Oud-Haerlem noemen.Wagenaar schreef in het midden van de 18e eeuw over "de weinige overblijfsels" als "een brok of twee groote steenen op een heuvel", maar eer het honderd jaren verder was, waren ook deze verdwenen en althans uiterlijk herinnert ons heel weinig aan het slot Haerlem.

OPGRAVINGEN

Vorige eeuw.
Reeds in het midden van de vorige eeuw heeft men op al opgravingen gedaan naar het kasteel Oud-Haerlem. Er is toen van het "Oude Hof" een vloer blootgelegd  die bestond uit gebakken tegels. De tegels waren rechtlijnig op de kant in de grond gestoken en vormden kruisgewijs verbonden figuren. Deze tegels, de zogenaamde estriken, werden gewoonlijk gebruikt voor de hal van een kasteel. Door deze vondsten kreeg men toen al een idee van de ligging van het kasteel. kort voor de tweede wereldoorlog, in 1939, is er nog een plan gewest in de werkverschaffing een onderzoek in te stellen naar de grondvesten van het Kasteel. op deze wijze wilde men meer te weten komen van de geschiedenis van een tamelijk onbekend slot. De oorlog heeft dit onderzoek echter verhinderd. Nabij Assumburg zijn  vele met gras begroeide heuveltjes.

1960
De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft in 1960 opgravingen gedaan op het golvende terrein aan de oude Hofweg te Heemskerk. Het weiland moest worden opgeofferd aan de woningbouw en dit was het juiste moment om een onderzoek in te stellen. Op maandag 28 maart 1960 ving de Rijksdienst voor het oudheidskundig bodemonderzoek met een opgraving aan , die van het begin al te kampen had met een nijpend gebrek aan arbeidskrachten. Daarom werd het des te meer op prijs gesteld, dat het bestuur van de N.J.B.G bereid bleek een werkkamp te organiseren in de week na Pasen. In het terrein bevond zich een duidelijk aftekende heuvel en er werd aangenomen dat daar de funderingen lagen van een woontoren of iets dergelijks. het was een grote teleurstelling voor de jonge archeologen in spe, want er werden geen funderingen gevonden. Toch brachten de sleuven belangrijke profielen op en buiten de heuvel vonden we sporen van een buitenmuur.

In de volgende weken werd het onderzoek onder leiding van de heer J. Krijgsman voortgezet: in augustus werd het onderzoek afgesloten. Om tot enig resultaat te kunnen komen moesten er grote gedeelten worden afgevlakt. Alleen zó lukte het om het beloop van het puinspoor van de afgebroken muren met enig kans op een leesbare configuratie vast te leggen.

Kasteel oud-Haerlem fundamenten.Op het plattegrondje is te zien dat er twee hoektorens zijn op het zuidfront en de vierkante hoektoren in de noordoosthoek kwam er heel duidelijk uit. De steunberen van de weergang langs de zuidmuur en langs de oostmuur tekenen zich onmiskenbaar af. In afwijking van het aanvkelijk geuite vermoeden kwam aan de noordwestelijke zijde geen poorttoren tevoorschijn. De noordoostelijke gevel, gekeerd naar de-vermoedelijke- hoofdburcht vertoonde geen bijzondere verschijnselen, waaruit de plaats van toegang en de verbindende brug zou kunnen worden afgeleid. Aan vondsten vallen naast wat aardewerk enige bronzen kookpotten te vermelden.

Nadat het Kasteel in de zomer van 1351 was verwoest tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, werden de bouwvallen door de omwonenden geplunderd. Nog in 1950 moest de toenmalige eigenaar het verbod herhalen, zonder zijn toestemming grond of bouwmaterialen van de hofstede Haerlem af te voeren.

 

Anja. Juli 2002

Bronvermelding:
1) Artikel  J.G.N. Renaud, wet.hoofdambtenaar RDOB.
2) Krantenartikelen Cobouw 1959/1960.
3) Tijdschrift voor kadaster en landmeetkunde 1948.